de gehakkelde aurelia

vlinder

Staarde nietsdenkend naar buiten over mijn balkon op éénhoog, toen ik de stem van mijn benedenbuurvrouw hoorde. Ik zag haar niet, maar ze maakte wel vaker geluiden die niet voor mij waren bestemd. Schonk er geen aandacht aan, de klank was oké en ik ben gewend om naar haar toon te luisteren. De vrouw is licht dementerend. Ik doe af en toe wel eens een boodschap voor haar, al vraag ik me af of zij zich dat herinnert. Maar goed, soms doet ze een beroep op me in de trant van, ‘heb jij een fietspomp voor mij te leen, ik wil fietsen.’Ik heb wel een fietspomp in de berging staan, maar bij mijn weten heeft zij geen fiets. Nu zie ik haar achter in haar tuin bij de kolossale vlinderstruik die prachtig paarsig staat te bloeien en ze kijkt omhoog. Ze heeft een schaal in haar hand. ‘Kom je bij me eten?’ vraagt ze, ‘Ik heb de tafel buiten gedekt.’ Die tafel staat uit mijn zicht en ik vraag me af of ik zin heb om langs te gaan. Ze blijft afwachtend omhoog kijken haar hand beschermend over een glazen schaaltje. Ik neem de betonnen trap naar beneden. Ik bel aan met de gedachte dat zij haar vraag alweer is vergeten. Mijn lieve onderbuurvrouw doet open, duidelijk blij dat ik gehoor geef aan haar vraag. Ze gaat me voor naar buiten. In de schaduw van mijn balkon staat een tafel van plastic met een wit kanten kleed en daarop staan zeven bordjes, in een rondje gerangschikt. Op ieder bordje ligt een prachtige levenloze vlinder. Op een papiertje erboven, daar waar normaal een dessertlepel ligt, heeft ze de de naam van de vlinder opgeschreven in een keurig schuin handschrift: kleine vos, dagpauwoog, atalanta, dagpauwvlinder, witje, citroenvlinder, gehakkelde aurelia. ‘Welke wil je,’ vraagt ze bedeesd nog steeds dat glazen schaaltje met haar hand bedekkend. ‘Alles uit eigen tuin.’Ik kies de gehakkelde aurelia.