reddingsheli

reddheliBij hoge uitzondering mocht ik mee met de reddingshelicopter vanuit het grootsteedse ziekenhuis. Om een verslag te maken van een ongeluk, ergens en niemand wist nog waar.

De ongelukkigen wisten het zelf nog niet eens, die scheurden misschien lekker hard of schimmig verdoofd door drank of een oppepper langs een B weg, onwetend van het naderend onheil, onwetend van een stevig gewortelde eeuwenoude boom…

Hier in het ziekenhuis werd op hem of op haar of op hen gewacht, een kaartje gelegd, een kop koffie uit een automaat gevuld.

Het signaal kwam, helm op en insjorren.

De enige die niets wist van de procedure was ik. Ik mocht zorgeloos naar buiten kijken. We vlogen laag over weilanden, over een popperig plaatsje en zag ik dat scherp, het strandje waar ik eens, God dat was lang geleden, de liefde bedreef, angstig niet alleen maar om gesnapt te worden, oh shame in the family, maar om niet zwanger te raken van iemand waarvan ik niet wist of het de ware was.

Met wie zou hij nu zijn getrouwd, zou hij kinderen hebben, een veilige baan, een huis? Mijn gedachten vlogen verder, vragen over het verleden, had ik toen…

De daling werd abrupt ingezet, de piloot siste tussen zijn tanden, vloekte iets in de trant van ‘ik zie niets.’

Ik zou liever niet omlaag kijken. Keek toch.

Verwrongen staal, kon daar nog leven in huizen?

Ik werd draaierig in mijn hoofd van de aanblik, balde mijn vuisten, vermande me, omdat ik op dit moment absoluut niet misselijk om aandacht wilde vragen. Help!

De arts was als eerste op de plek van een ravage met als middelpunt een stoere boom. Iemand kermde.

‘Ga maar,’ knikte de piloot en hielp me rap uit de heli met een bezorgde blik op oneindig.

Hulde, dacht ik of had ik wilde denken.

Ik had niet het lef te vragen of er van hier uit wel een bus terug ging naar de stad, laat staan welke lijn ik dan moest hebben.

© catharina reynolds